Lucas 13: 18-21 Lucas 13: 18-21



hand1
Mensen hebben altijd nagedacht over hun toekomst. Daar is ook alle reden voor. De vaststelling dat onze samenleving velen in het nauw drijft en tot slachtoffer maakt door een onzorgvuldig omgaan met mensen en hun talrijke mogelijkheden, is niet het privilege van joden en christenen. Degenen die zich de moeite getroosten ogen en oren open zetten voor het zuchten en schreeuwen, het gekrijt en gekerm van armen, ontdekken dat de aarde woest en ledig is. De eeuwen door hebben mannen en vrouwen uit bekommernis zich ingezet voor betere verhoudingen en verbanden tussen mensen en volkeren: geduldig, vasthoudend, maar ook woedend en fanatiek. De eigen inbreng van hen, die in God als hoeder en hoeder van alle mensen geloven, komt in de eerste plaats niet voort uit creatief denken en voelen van hun kant  doch uit overgave aan Hem die zich garant stelt voor een betere toekomst en een zinvolle wereld. Zij spreken dan ook over het koninkrijk Gods, om aan te duiden waar de grond ligt om tegen alle tegenslag en teleurstelling in te blijven geloven en hopen op de onmogelijke mogelijkheid. Mensen mogen  onderling voortreffelijke ideeën en strategieën ontwikkelen en tot het verwerkelijken van een ”bedachte”, en door allen te aanvaarden samenleving. Zij kunnen uit zichzelf niet loskomen van partijvorming en ideologieën.

In de parabel van het mosterdzaadje en het zuurdesem leert  Jezus ons dat het niet gaat om aan mensen opgelegde structuren en visies, hoe goed die ook bedoeld zijn. Hij wijst op een kracht van binnenuit. Zoals een mens groeit door de innerlijke verwerking van wat tot hem komt en niet doordat er aan hem gerukt en getrokken wordt, zo groeit het koninkrijk van God: door het horen van het Woord, het leren verstaan en van daaruit werken.Van binnenuit midden in de wereld, dat is onze inbreng !