Matteüs 23: 1-12



mattheus2
Als een beeld zullen wij op God gelijken. Dit taalgebruik is ons niet vreemd. Want ook wij zeggen: je lijkt sprekend op je vader of je moeder. Beeld van God zijn wil kernachtig vertellen dat we sprekend God moeten zijn. Ons spreken en ons doen en laten moeten naar Hem verwijzen: zo worden wij woord van God zelf. Maar daarom zullen we niet moeten gaan denken dat we Gods beeld al zijn. We moeten het worden en de kerk is geroepen om in het voetspoor van Israël te lopen en dit vorm te geven .

Eén is er in de wereld gekomen die geworden is tot het woord van God. Omdat Hij de wet en de profeten heeft vervuld: Jezus Messias. Daarom is Hij de eerstgeboren mens van ons allen. Daarom zegt Hij terecht van zichzelf: Wie Mij ziet ziet de Vader: Johannes 14:9. En daarom is Hij ook het beeld van de Vader: Zoon van God. Wij zijn dus geroepen, door te doen als Hij, beeld en woord en derhalve kinderen van God te worden. We hebben in onze opdracht om van de wereld een paradijs te maken met alleen maar een vader, want allen zullen wij elkander zusters en broeders noemen en bovenal zijn. In de kerk kennen we dus geen vaders en moeders, maar enkel zusters en broeders in Christus naam. We kunnen deze of gene een bijzondere verantwoordelijkheid toekennen, maar dan nog blijft hij of zij onze zuster of broeder. We hebben in dit wordingsproces ook maar één leraar. Jezus, want Hij is het vleesgeworden Woord. Dit woord van God is onze enige uitdaging en beslissend richtsnoer. We zullen ons in de kerk dan ook geen leraren laten noemen en de kerk zelf zal zich geen lerares noemen. Zij zal een teken van hoop zijn door het woord te horen – onze leermeester verstaan - en door het Woord te horen en te doen, onze Vader uitbeelden in alle deemoed en vreugde in deze tijd van veertig dagen op weg naar Pasen.